Communicatie met het kind:
Leren in stappen
Structuur van een stappenplan
Stap 1: Mondelinge instructie. In eenvoudige taal (verbaal of non-verbaal) leg je de zorgvrager uit hoe de deelhandeling uitgevoerd moet worden.
Stap 2: Voordoen van de deelhandeling.
Stap 3: De deelhandeling samen uitvoeren. De zorgvrager voert de deelhandeling uit. Daarna beloon je hem door hem te prijzen of iets plezierigs te geven.
Stap 4: Herhaling van de vorige stappen voor een volgende deelhandeling.
Stap 5: De zorgvrager voert de handeling in zijn geheel uit.

Belonen
Bij kinderen met een verstandelijke beperking kost het vaak heel veel moeite om iets aan te leren. Dit kan ten koste gaan van de motivatie.

  • De automatische beloning ‘van onafhankelijkheid ligt te ver in de toekomst. Daarom kan het nodig zijn om bij het aanleren van vaardigheden gebruik te maken van een beloningsmethode.

Er zijn verschillende beloningsmethoden. Vaak is een complimentje voldoende: ‘Goed gedaan!’ Bij de ene zorgvrager mag het even duren voor de beloning komt, bij de andere moet de beloning onmiddellijk gegeven worden.

  • De token economy. Hierbij wordt het kind punten gegeven nadat hij het doelgedrag heeft uitgevoerd. Dit kunnen ook stickers zijn of stukken van een puzzel. Er kunnen ook punten afgenomen worden als hij het doelgedrag niet vertoont of ongewenst gedrag vertoont. 

Motiveren en stimuleren
Motiveren is het geven van de juiste prikkel om iemand enthousiast te maken iets te doen of te laten.
De factoren die motivatie beïnvloeden:

  • Innerlijke factoren: Hier is het van belang dat het kind werkt aan haar/zijn eigen innerlijke behoeften en deze dus ook aan kunnen geven. Daarnaast moet je als begeleider hier in meewerken tot hoever het kan.
  • Externe factoren: Prikkels uit de omgeving kunnen het kind ook tot beweging aanzetten. Bijvoorbeeld: Als je muziek hoort die je mooi vind ga je zingen en dansen. Je moet als begeleider hier dan rekening mee houden en mee gaan in de motivatie van de cliënt.
  • Culturele factoren: ook de cultuur van de samenleving waarbinnen het kind leeft en woont heeft invloed op de motivatie. Als begeleider probeer je dat competitie gevoel te gebruiken en hier op in spelen om een cliënt gemotiveerd te maken of houden, maar je moet goed opletten. Een cliënt kan hier in doorslaan en zal dan geremd moeten worden op de juiste manier.
  • Stimuleren: Het kind aansporen iets te doen of te laten op basis van overtuigingskracht. Dit kan het kind met het syndroom van Down motiveren om een taak daadwerkelijk uit te voeren. 
  • Zelfredzaamheid: Hier is het dus van belang dat een begeleider inspeelt op de het kind als individu. Het kind zelf dingen te laten doen wat hij of zij kan en begeleiding te bieden op de momenten dat het kind vast loopt.